Steeds meer mensen komen tot het besef: gif hoort niet thuis in de natuur. De oplossing voor ecologisch of biologisch tuinieren ligt echter niet bij de bestrijding, maar bij de aanleg van je tuin. Met permacultuur ontwerp je de tuin samen met de natuur.
Permacultuur
Hoewel biologisch tuinieren de laatste tijd pas echt aan belangstelling wint, is het begrip permacultuur niet nieuw. In 1970 deden biologen al onderzoek naar de werking van ecosystemen. De aanleiding waren de slechte resultaten in de landbouw. Door één soort gewas op een groot oppervlak te zetten, krijgen gewassen sneller last van ziektes en plagen en mislukt de oogst. De biologen onderzochten hoe een mens beter kan samenwerken met de natuur, om betere resultaten te behalen; oftewel permacultuur.
Biologische tuin
Naar biologisch tuinieren vertaald, leert permacultuur hoe je een tuin kunt ontwerpen die niet alleen mooi en nuttig is voor jezelf, maar ook voor andere organismen. Het doel van biologisch tuinieren is dat je samenwerkt met de natuur. Door een tuin af te stemmen op de omgeving en zo variabel mogelijk in te richten, krijg je gezonde planten en een zo groot mogelijk aantal soorten aan organismen in de tuin. De natuurlijke variatie aan soorten houdt de tuin stabiel waardoor je geen gif en kunstmest hoeft te gebruiken. Je kunt meer planten kwijt en de opbrengst is hoger. Bewateren is bij permacultuur niet nodig en ook het wieden kun je achterwege laten.
Biologisch tuinieren
Waarschijnlijk maak je onbewust al gebruik van een aantal handgrepen van de permacultuur. Zo geven we planten die het meeste zon nodig hebben, de zonnigste plek. Ook mulchen wordt door veel tuiniers al toegepast. Houd bij aanleg van een tuin rekening met deze 4 belangrijke richtlijnen voor biologisch tuinieren.
1. Zon, water en wind
Zon en water zijn energie voor alle planten. Hoe meer energie, hoe meer planten er zijn en hoe meer organismen hierop afkomen die de planten (of elkaar) eten. Aan water ontbreekt het in Nederland meestal niet, maar aan zon wel. Daarom is het belangrijk om bomen, heesters en planten zo efficiënt mogelijk in te delen. Dat kan door in gelaagdheden te werken. Aan de zijkanten van de tuin groeien de hoge bomen, daarna komen de struiken en heesters, en in het midden van de tuin de lage, vaste planten en bollen. De schaduwminnende soorten zet je het dichtste bij de hogere soorten, de zonminnaars komen vrij te staan. Deze indeling is niet alleen efficiënt qua zonlicht, maar zo kun je ook meer planten kwijt waardoor de productie omhoog gaat. De verschillende hoogtes van planten trekken ook een grotere verscheidenheid aan organismen aan. Als laatste heb je rekening te houden met de koude wind. Plantsoorten die hier niet tegen kunnen, zet je dicht bij een schutting, het huis of een schuur.
2. Gelaagdheden onder de grond
Niet alleen boven de grond heb je verschillende lagen, ook het wortelgestel onder de grond kan gebruik maken van meerdere begroeiingslagen. Een hoge boom haalt zijn water en voeding bijvoorbeeld uit diepere grondlagen dan een heester, terwijl gras nog oppervlakkiger wortelt. Hierdoor concurreren planten minder met elkaar, maak je optimaal gebruik van een stuk grond en raakt de grond minder snel uitgeput. En jijzelf hoeft geen water te geven of te bemesten.
3. Geen gesleep
In de permacultuur dek je de bodem af met een mulchlaag. Deze kan bestaan uit dood organisch materiaal zoals boomschors, bladeren of geplukt onkruid (haal de bloemen eruit), maar ook uit levende, bodembedekkende planten. Door het afdekken van de bovenlaag heb je minder last van onkruid, houdt de bodem beter vocht vast en ben je al een deel van het groenafval kwijt. Dit is geen briljant idee maar gewoon afgekeken van de natuur.
Een deel van het groenafval dat je normaal gesproken naar de composthoop brengt, blijft zo in de tuin. En de energie die je door snoeien en oogsten van de planten afneemt, hoef je niet meer aan te vullen met meststoffen, want de mulchlaag wordt langzaam opgenomen in de bodem.
4. Alles meerdere functies
In de permacultuur heeft alles meerdere functies, bij voorkeur minimaal drie. Door bij elk organisme stil te staan bij de voordelen krijg je een efficiënt systeem en kun je biologisch tuinieren. Een voorbeeld is een bessenstruik als tuinomheining. Het doel is beschutting, maar je kunt er ook van oogsten. Ook vinden de vogels er hun schuilplek en fungeert de haag als windkering voor andere planten. Zou je bijvoorbeeld voor een houten schutting kiezen, dan profiteerde je maar van twee van de vier voordelen. Planten kunnen ook voordelen hebben ten opzichte van elkaar, het zogenoemde companion planting. Tenslotte zijn er nog planten die iets bijdragen aan de grond, de zogenoemde groenbemesters. Ze geven stikstof af aan de grond waardoor de grond verbetert.
Meer weten?
De basisprincipes van biologisch tuinieren kennen, is stap één, maar een gedegen tuinontwerp maken, blijkt in de praktijk gecompliceerder. In Nederland zijn diverse cursussen te volgen die je kunnen helpen om een ontwerp te maken voor biologisch tuinieren.