Ik ben van het intuïtieve, doe veel op gevoel. Niet altijd handig, maar goed, zo heeft iedereen wat. Het was de kleur waardoor ik voor deze roos viel: niet felroze en niet lichtroze, maar ergens ertussenin. Een vólle roos, maar niet kitscherig. En dan die naam die herinnert aan Engelse landhuizen, roomwitte jurken en zonnehoeden… Al heeft het echte verhaal hier niet meteen iets mee te maken, het spreekt wél tot de verbeelding.
Engelse roos
Constance Spry was in de jaren '10 en '20 lerares EHBO, huishoudkunde en later ook bloemschikken. Een stoer wijf: zelfstandig en doelgericht. Ze opende – een nieuwigheid – in 1929 een bloemenwinkel en zorgde voor sensaties door haar gewaagde arrangementen met takken van doodgewone struiken. Ze decoreerde zelfs koninklijke bruiloften. Veel energie stak ze in het kweken en herintroduceren van 'antieke' rozen. Veredelaar David Austin vernoemde zijn eerste roos naar haar in 1961, een jaar na haar dood. Het was het begin van zijn beroemde Engelse rozen-serie.
Stofzuigen
Die Constance Spry groeit bij mij tegen de schuur. Een gezonde, sterke roos. Mijn tuingrond (zand) is bepaald niet de allerbeste rozengrond, maar Constance bloeit uitbundig. Ik gooi er één of twee keer een hand rozenmest bij: in het voorjaar en/of tijdens de bloei (in en om juni). Half maart snoei ik drastisch bij om er geen bossige struik, maar een wat plattere klimmer van te maken. De hoofdtakken buig ik opzij en zet ik goed vast met zacht bindspul. Zo is een flink stuk schuurmuur in juni bedekt met blad en bloemen. Stortregen en storm: het maakt haar niks uit, ze geeft geen krimp. En, inderdaad, dan opeens haar zwanenzang: de laatste bloemen. Dat ze maar één keer per seizoen bloeit is jammer, maar heeft ook wat. Ik geniet dubbel tijdens de bloeiperiode. Als ik ernaar kijk begrijp ik waarom ik me net als Constance ook liever bezig houd met tuinieren dan met stofzuigen.